als het lachen je vergaat

Als je met iemand kon lachen, was het met Tara. Het is voorgekomen dat vergaderingen zo erg uitliepen dat onze mannen ons op moesten komen halen. We hadden dan een aardig slokje op. Tara was geweldig.
Ooit had ik met mezelf afgesproken, als ik er nieuwe vrienden bij zou ‘nemen’, moesten ze humor hebben. Nou, Tara werd me als het ware in de schoot geworpen. Ik was van baan veranderd en zij was mijn collega geworden.

Mijn ouders hadden een vakantiehuis op Texel. Wij, ons gezin, gingen daar elke zomer naar toe. Maar dat huisje stond daar maar te staan. Ik bedoel dat er ook tijden waren dat de zee rond Texel geweldig was en het weer super. En er niemand gebruik maakte van het huis.
Zo kwam ik op het idee om er weer eens een weekendje heen te gaan. Niet met het gezin, maar met collega’s. Ik had zin in lachen, gieren, brullen en een borreltje.
Natuurlijk vroeg ik Tara als eerste! En ook Marlies, wij waren een gouden trio. De een gaf aan, de volgende nam ‘m over, de derde zette ‘m neer. Wij deden nooit normaal. Eerlijk gezegd soms wel even, we begonnen serieus, het eindigde altijd schunnig en hilarisch onbedaarlijk.

Wij naar Texel op een vrijdag. Aangekomen nestelden we ons op de bank en namen een borrel. We aten wat toastjes met smeerseltjes.
En ik wachtte af. Het moment zou zeker komen dat we van de bank af zouden rollen. Ik was ervan overtuigd. We praatten wat. Tara zei dat ze moe was. Dat was best logisch op vrijdagavond na een week werken en een aardig reisje.
Ze ging vroeg naar bed.
Het moment dat we met tranen over onze wangen, slap van de lach en dat eindeloos rekkend, zouden brullen, zou zeker komen. Dat was altijd zo als wij drieën bij elkaar waren. We hadden nog de hele zaterdag voor ons.
Marlies en ik pookten wat in de open haard en zij vertelde dat Pieter-Hein, haar man, vroeg kaal geworden was en ook kwabjes had. Tara zou daar gigantisch op gereageerd hebben, maar ja, zij sliep. En mij schoot zo gauw niets te binnen.
Wij gingen ook bijtijds naar bed, met het voornemen om de volgende dag uitgerust te zijn en de dag goed te benutten.

De volgende ochtend gingen we eerst boodschappen doen en daarna een strandwandeling maken. Tara had het koud en kroop zo’n beetje weg in haar lange jas. Haar sjaal maakte het geheel af, waardoor alleen haar ogen nog te zien waren. De eerste strandtent vluchtte ze in om op te warmen, wij ook.
Ze bleef in haar cocon en nipte aan haar hete koffie. Toen ze weer wat opgewarmd was, gingen we verder met onze wandeling. Dat was tot de tweede strandtent, ze had het weer koud.

Twee uur later waren we terug in het huisje. Tara moest in een warm bad om op temperatuur te komen.
Tegen de avond zagen we haar weer, in een badjas. Ik besloot haar een borrel in te schenken. Het grote lachen mocht van mij wel beginnen. Morgen zouden we al weer vertrekken en een beetje bijtijds, om thuis nog te kunnen acclimatiseren voor de werkweek weer begon.
Tara nipte aan de Licor 43 en schonk er al gauw weer een in voor zichzelf. Ze gaapte uitvoerig, kroop in een hoekje van de bank en trok haar benen op onder de fluffie badjas. We dronken onze borreltjes en het was stil.
God, waar moesten we het over hebben? Ik had geen idee. Had de stilte van de natuur ons ook stil gemaak? Waren onze hoofden leeg gewaaid?

Het lachen bleef uit, het was niet gekomen.
Ook niet op de terugweg en daarna ook nooit meer.

Later hoorde ik dat Tara net voordat we dat weekend naar Texel gingen, haar sessies bij de psychiater had afgerond. En dat die haar enorm geholpen hadden. Ze had weer grip op het leven gekregen. Die schaamteloze rauwe humor en zelfspot had ze niet meer nodig. Ze was tot rust gekomen.

Ze verhuisde, veranderde van baan en maakte carrière . Ze werd adjunct directeur en kweet zich bloedserieus aan haar taak.

Ik heb haar nog een keer bezocht. Ze liet haar nieuwe huis zien en vertelde me later bij het weggaan dat ze nieuwe vrienden had en dat zij hele avonden goede gesprekken voerden. We zeiden: ‘Tot ziens’ Ik wist toen al dat, dat er niet meer van zou komen.

Tekst: Elfie van Oosten

 

Elfie ging ook eens naar een megawinkelcentrum in Duitsland. Lees het hier.

‘We zitten met een giga imagoprobleem’

In de huiskamer van Bob van Gasteren, alias Clown Dopneussie, liggen 2 grote schoenen en een paar gestreepte sokken in een hoek. Het lijkt alsof hij ze zojuist heeft uitgetrokken. In werkelijkheid liggen ze al ruim 3 maanden te wachten op een volgend optreden.

‘De markt is volledig ingestort’ vertelt Bob me bij een strak bakkie oploskoffie. ‘Toen ik in 1982 begon met optreden maakte ik weken van 60 uur. Samen met Clown Kiekeboe reisde ik door heel Europa. We hadden een succesvolle show en onze eigen tent. Als we die ergens opgezet hadden stroomden de bezoekers vanzelf binnen. Als mijn collega de tent betrad en heel hard “kiekeboe” riep, lag iedereen al in een deuk. In de voorstelling viel ik wel 3 keer over de grote schoenen van mijn collega. Ik was nog jong toen, ik kon wel tegen een stootje. Het was een zwaar leven, maar omdat de bezoekers de tent altijd met een lach op hun gezicht verlieten, was dat het waard.’

Terwijl Bob vreugdeloos een ballonhondje voor me in elkaar draait, vertelt hij verder. ‘Ergens rond 1990 kwam de klad er in. Eerst was er die ontuchtaffaire in Oude Pekela. De daders verkleedden zich als clowns en zouden tientallen kinderen hebben misbruikt. Toen kwamen die Amerikanen met die rotfilm ‘It’. Daar zit een nieuw fenomeen in: de scary clown. Nou, bedankt hoor, een eeuwenoude entertainment-traditie in een klap naar de gallemiezen.’ Bob windt zich op, een ballonnetje knapt en woedend smijt hij het mislukte hondje uit het raam. ‘Daarna was er ook nog die John Wayne Gacy in Illinois. Die klojo vermomde zich als clown en lokte jongens mee naar zijn kelder. Meer dan dertig heeft ie er misbruikt en vermoord. Had ie niet een andere vermomming kunnen kiezen, potjandosie nogantoe!’

Na een glaasje ranja kalmeert Bob weer. ‘We merkten het in de tent. Als ik mijn neus tegen die van een kleuter wilde aandrukken, trok moeders het kind snel van me weg. Als ik onder clown Kiekeboe lag, omdat die over mijn schoenen gestruikeld was, bleef het ongemakkelijk stil. Ik heb weleens een meisje uit het publiek getrokken om mij te helpen bij het rijden op de eenwieler. Nou, dat heb ik geweten. Haar vader sloeg me keihard in mijn gezicht. Het bloed gutste door mijn schuimrubber neus heen.’

Bob en zijn collega zagen de inkomsten drastisch teruglopen. Uiteindelijk moesten ze de tent verkopen. ‘Sapperdeflap, ik zat ineens thuis! Ik heb gesolliciteerd voor cliniclown maar ze vonden me te oud. In plaats daarvan gebruiken ze amateurs die ze een minimumloon en een 0 uren contract aanbieden.

Plots steekt Bob zijn hand in eigen boezem. ‘Misschien zijn we niet meegegaan met de tijd, hebben we geen aandacht gehad voor innovatie. Hadden we iets met multimedia of internet moeten doen? Of een clowns-app moeten ontwikkelen? We dachten dat onze grappen en grollen tijdloos waren, nu weet ik dat niet meer zo zeker… Hoe dan ook: we zitten met een giga imagoprobleem.’

Clown Dopneussie doet nu kinderfeestjes. ‘Ik kan niet zeggen dat ik nog veel lol heb in mijn werk. Als ik op de stoep sta bij zo’n jarig kind zakt de moed me in de flapschoenen. Ik kan er mijn ei niet in kwijt. In zo’n krappe huiskamer is het bijna onmogelijk om de jongleerballen in de lucht te houden op mijn eenwieler. En als ze dan vallen is er weer een vaas kapot. Ook blijf ik met mijn schoenen steeds achter salontafeltjes hangen enzo. Kinderen lijken tegenwoordig veel brutaler. Ze kunnen niet eens een half uur stil zitten om naar mijn verhalen van vroeger te luisteren. Ik kan dan weleens mijn geduld verliezen en flink uithalen.’ Er rolt een traan over Bob’s wang. ‘Daar heb ik dan achteraf weer spijt van.’ Als ik niet veel later afscheid neem, is de stemming bedrukt.

Maar drie weken na het interview belt Bob me opgewonden op. De vakbond Clowns United, waarvan Bob penningmeester is, heeft subsidie gehad van het Fonds Voor Beroepen Met Gebrek Aan Bestaansrecht (FVBMGAB). Met dit geld hebben ze het internationaal befaamde communicatiebureau BDDG gevraagd om de reputatie van de professionele clown te upgraden. Het is hetzelfde bureau dat textielsuper Zeeman ook weer op de kaart heeft gezet. ‘Het moet mogelijk zijn alle negativiteit om te zetten in vrolijkheid en onbekommerd lachen. Jullie gaan wat beleven!’

En zo blijkt maar weer eens: het klassieke clownsthema van een lach en een traan is tijdloos en nog steeds heel waar. Zet hem op, Dopneussie!

 

Tekst: Jet Westbroek